eavadem

wat Emma Anbeek van der Meijden schrijft

Where’s the food debate, stupid? Op zoek naar een debat over een duurzame voedselcultuur

In de Rode Hoed, op 25 februari 2013, ging men tijdens een debatavond volgens de titel ‘op zoek naar een duurzame voedselcultuur’. Maar het was geen debat. En volgens mij werd er niet echt gezocht .

 

Damien Hirst: A thousand years (1990)

Damien Hirst: A thousand years (1990)

Het publiek was een mix van appelwangerige Youth Food Movementalisten, boeren, voedselproducenten en de echte geitenwollensokkentypes, die aan het einde tegen elkaar gniffelden: “En nu dus met de auto naar huis, hè.” (alsof autorijden altijd duurzaamheid uitsluit). Hoeder over deze schapen: Felix Rottenberg. In de opening van de avond vertelt hij niet wat de mission statement, het doel of de samenhang van de reeks evenementen onder de naam It’s the food, stupid! is. Noch de link naar de oorspronkelijke zin (the economy, stupid!), waarmee strateeg James Carville het campagneteam van Bill Clinton wilde herinneren aan één van de belangrijkste boodschappen in de verkiezingsstrijd van 1992. Jammer. De avond was dus geen debat, maar lezing – vragen uit de zaal – lezing – vragen uit de zaal. Ook jammer, het was interessant geweest om iemand op het podium te hebben gehad die tegen verduurzaming van de voedselcultuur is.

Mijns inziens had de avond ook hier over moeten gaan: een duurzame voedselcultuur lijkt mij een combinatie van duurzamere voedselproductie en nieuwe, duurzamere tradities rondom eten. Maar de kwesties die met productie te maken hebben, komen tijdens It’s the food, stupid. Op zoek naar een duurzame voedselcultuur niet aan bod: is er genoeg ruimte in ons land om kippen biologisch te houden? Wat betekent dat voor pluimveehouders: kunnen zij extensieve pluimveehouderij betalen, en zo niet, wat moeten zij dan doen? Moet er alleen subsidie van de EU naar kip die niet ploft? Wat is de rol van lobbyisten in Den Haag, en hoeveel van hen lobbyen voor duurzaamheid? Is het, of wordt het betaalbaar voor iedereen? Etc.

En de nieuwe tradities: doen we genoeg om, bijvoorbeeld, niet alleen de plofkip de deur te wijzen in de supermarkten, maar ook om het betere kippenvlees betaalbaar te maken voor iedereen? Kunnen we genot en trots halen uit het matigen van consumptie, als je het hele jaar ananassen kunt kopen en midden in de nacht Mexicaans eten kunt bestellen? Overdaad is aantrekkelijk. En ik zeg niet dat de productie en consumptie van eten niet milieubelastend mag zijn, want dat is onvermijdelijk, maar wel dat we heel veel niet nodig hebben – verder gaat dan overbodige luxe, eerder vernietigende luxe is – en dat als je perziken wilt eten in de winter, geduld of een vliegticket naar Spanje volgens mij betere opties zijn. Kunnen we matigen als geldtekort en seizoenen ons daar niet toe dwingen – maar simpelweg omdat we dat zelf willen zodat het later beter wordt? Dat pruilende apen weer meer plek krijgen om vrij te slingeren door eindeloze hectares woest groeiend groen, kleine boeren niet worden uitgekocht of weggejaagd, kippen elkaar uit frustratie niet meer scalperen.

Wat mij betreft is de zoektocht naar een duurzame voedselcultuur niet eens begonnen op deze avond in de Rode Hoed. Peter Klosse, o.a. lector gastronomie, heeft het o.a. over stadslandbouw. Hij erkent zowel de charme als de tijdrovendheid ervan. Het is een leuk, klein initiatief, waarvan ik ook hoop dat het een permanente plek in steden krijgt.
Soms denk ik dat mijn generatie (en dan bedoel ik tussen 22-30 jaar) gelooft dat er al grote stappen zijn gemaakt; we praten meer over eten als interessante bezigheid, hebben kritisch kijken weten te vermengen met vermaak (o.a. Keuringsdienst van waarde, Food Film Festival), zijn bereid meer te betalen voor gezonder, beter, lokaler, zelfgemaakt. Maar moeten we niet grotere stappen maken? Hoeveel van ons kopen nog steeds producten waarvan we de herkomst, en de situatie van degenen die het gemaakt hebben, niet kennen? Wanneer is gemak sterker dan een bewuste keuze (een term die de Unilever en FrieslandCampina vrij flexibel van betekenis hebben kunnen maken), en hoe kunnen we ervoor zorgen dat zelfs de gemakkelijkste, meest luie keuzes ook bewust zijn? Ik ben bang dat zij die nu naar duurzame eat-ins gaan en mee filosoferen over eten, over een paar jaar drukke tweeverdieners zijn met kind en na het werk met een winkelwagen door de supermarkt racen en geen acht meer slaan op labels als biologisch, fair trade etc. Hebben we dan nog wel tijd om na te denken over ons dagelijkse brood? Misschien moeten we daar meer tijd voor maken. En meer duidelijkheid eisen van voedselproducenten. En gaan er nog veel meer andere dingen aan vooraf om duurzaam dichterbij de norm te brengen.

Zij die nu duurzame producten kopen, zijn bekend met de beelden van hoe erg het nu gesteld is met de natuur, dierenwelzijn, spotgoedkope arbeidskrachten – en hoe erg het nog gaat worden. Maar slechts een klein deel van Nederland kiest voor duurzaam voedsel, en heeft ook het geld om daarvoor kiezen. Niet alleen een rampscenario, een ethisch besef bij eten, een kwestie van smaak moet leiden tot het kopen van duurzaam eten – de prijs moet het ook mogelijk maken voor velen.

John Liu, Amerikaans filmmaker en journalist, vertelt prachtige verhalen over plekken in de wereld – sommige plekken zo groot als Frankrijk – waar kurkdroog land veranderd is in vruchtbare vlaktes met sappig groen en wuivende gewassen (zoals het Loess Plateau in China). Hij vraagt ons wat biodiversiteit ons waard is. Ineens was ik terug in het donkere kamertje, waar ik een paar weken terug notulen maakte bij één van de sessies op een congres. Daar werd gepeinsd over de vraag hoe het landschap in en rond de stad kan worden gefinancierd: privaat of overheidsgeld, en als privaat, hoe dan? Het pannenkoekenhuis in de duinen brengt niet genoeg op om zo’n natuurgebied te onderhouden, bedrijven zien er niet veel in; gezondheidsverzekeringen dan? Het leek mij prachtig om een natuurgebied in te wandelen waar op een bord staat: Dit groen wordt u aangeboden door Zilveren Kruis Achmea. Overeenkomst met de volle zaal in de Rode Hoed is dat het publiek zich plotsklaps goed besefte dat we biodiversiteit op waarde schatten in termen van geld. Hoe kan het ons iets opleveren of in ieder geval heel weinig kosten? Liu laat beelden van ruisende oerwouden woeste watervallen zien en zegt: deze systemen zijn niets waard. Tenzij je er iets in kapt.

Het veranderen van onvruchtbare gebieden in groene vlaktes: wat is het je waard? Ateliers, stadslandbouw in lege kantoorpanden: wat is het je waard?

De ‘debatreeks’ wordt trouwens gesponsord door o.a. FrieslandCampina. Een mooi voorbeeld van een enorm bedrijf dat ziet hoe ambachtelijke, kleinschalige voedselproductie een snaar raakt bij jonge generaties, en daarom een spotje over melk maakt waarin dit product wordt aangehaald als puur natuur en FrieslandCampina als voedende hand van de wereld (lees mijn blog op BKB Campaign Watch daarover hier). En, als ik Milieudefensie en haar jongerentak JMA (Jongeren Milieu Actief) mag geloven, verantwoordelijk voor het kappen van voetbalvelden vol oerwoud, zodat daar soja kan worden geteeld waar de koeien die meewerken aan “melk, het witte sprookje”, van eten. Deze oerwouden waren complexe ecosystemen, maar zijn niets waard, tot FrieslandCampina ze vervangt voor sojaplantages. Of dat waar is, weet ik niet. Daar kunnen we misschien wel tijdens de slotsessie van It’s the food, stupid! achterkomen, wanneer Piet Boer (voorzitter coöperatie FrieslandCampina) komt spreken.

Leave a comment